Herman Moerkerk schreef ter gelegenheid van de 50ste verjaardag van de schilderes onderstaand verhaal in Ons Zuiden, Brabantsche Illustratie van 3 november 1933.

Suze Slager-Velsen

1883        –          1933

In een gelukkige sfeer van huiselijkheid, omringd door vele vrienden, die van haar blij optimisme haast evenzeer genieten als van haar werk, viert Suze Slager-Ve!sen op den 6en November haar vijftigsten verjaardag. Het beste zal zijn als we een kleurigen ruiker plukken en dien in den ochtend bij haar schildersezel zetten, de gordijnen wijd opengeschoven en de zon (die behoort te schijnen op dien dag) laten binnen gutsen. 
Zij krijgt dan het schoonste wat zij verlangt: kleur en licht Zodra ze voor dag en dauw het huiselijk feest geregeld heeft met het benijdenswaardig gemak der Brabantsche huisvrouw, komt ze lachend binnen en als ze den ruiker vindt begint ze onmiddellijk te schilderen, de bloemen in het zonlicht. Ze schildert met blijden ernst, tevreden en gelukkig met haar lief talent, en bouwt, al werkende aan haar levensgeluk en dat van haar man en haar dochter.
Want behalve schilderes is Suze Slager-Velsen een levenskunstenares die ’t verstaat aan anderen tevredenheid te leeren. Zooals haar leven is, opgewekt en harmonisch, zoo is ook haar werk. Moederlijk ernstig, ferm, met de charme der vrouwelijke gracie en de kracht der blijheid. In zulk een sfeer werd al dat sierlijke werk geboren, dat een voortdurende illustratie is van ’t Brabantsche land. Stugge boerenhuisjes met koppige, stekelige daken waarlangs zij de vriendelijkheid van bloeiende stokrozen en zonnestralen schilderde; kleine villa’s welker banaliteit zij schilderend omtooverde en waarvan ze kleine gedichten maakte; binnenhuizen zonder een zweem van tragiek, maar gevuld met vrede. Al haar schilderijen en etsen, op één groote tentoonstelling bijeen gebracht, zouden een merkwaardig beeld geven van schilderachtig Brabant. Een geschiedenis, natuurgetrouw verteld, opgesierd met bloemen en overgoten met zonneschijn. Zij schildert met een stevigen toets, op eigen manier die nauwelijks in ’t begin den invloed van haar leermeesters verried. Zij kon zich daarvan vrij maken, omdat haar talent door een oorspronkelijken kijk op de gevallen werd ondersteund. Er is niets in haar werk dat naar een knusse zelfingenomenheid wijst. Alles is bewust, vast maar licht en vrij geschilderd met een frissche techniek en een gezonden levenskijk. 
Al heel vroeg, toen het jonge talent zich openbaarde, kwam Suze Slager-Velsen op ’t atelier van haar grootvader, den beeldhouwer Pundke, die in Oldenburg, Stockholm en Bremen werkte en in haar jeugd bezig was met de restau- ratio van ’t Middelburgsche Stadhuis. Omdat zij in Oostburg woonde, waar zij geboren was, bezocht ze dit atelier herhaaldelijk.
De eerste schilderlessen ontving ze van Piet Slager Jr. Ook Feldmann, de Lübecksche landschapschilder, werkte aan haar ontwikkeling en bekende etsers als Dirk Harting en Van Raay onderwezen haar in de ets-techniek. Toen zijzelf de bevoegheid had verkregen om onderwijs te geven nam ze haar leerlingen mee naar de Veluwe en verrijkte, steeds werkende, haar eigen ervaring even goed als die van de jonge talenten die haar werden toevertrouwd. 
Toen deed ze te ‘s-Hertogenbosch haar intrede in de Brabantsche schilderstamilie door haar huwelijk met Piet Slager Jr.
Dit was het begin van een gestagen groei. 
Dag aan dag vertoefde zij in het atelier van haar man, die het werk niet licht nam en zich verdiepte in de portretten van tallooze tijdgenoten. Zij bladerde in zijn studiën, leerde ook zijn visie op ’t landschap kennen. Zelf gerijpt, volgde zij zijn arbeid en bestudeerde zijn techniek. Een gezonde, eerlijke wederzijdsche critiek hield het studeeren frisch. Het werken naast elkander verhoogde de intimiteit van den arbeid, gaf er een bekoring aan die alleen begrepen wordt door kunstenaars, die de gedeelde vreugde van gezamenlijk werken kennen. Zij was omringd door de doeken van haar man, haar schoonvader Piet Slager Sr., studiën van diens leerling De Josselin de Jong en het werk van broers en zusters. Een kunstzinniger omgeving kon zij niet wenschen. Talent is familiebezit in haar huis. Het regelt den fijnen smaak, het meubileert de ateliers en de woonkamer en het brengt er geluk.
Succes bleef niet uit.
Suze Slager-VeIsen exposeerde vaak in Amsterdam, Arti en St. Lucas in Pictura Veluvensis, in Den Bosch en elders. Haar werk werd besproken in vele bladen, met groote waardeering, Kunstverzamelaars kochten haar schilderijen en talrijke particulieren verheugen zich dagelijks om de stille vreugd. die haar zonnige doekjes in hun huiskamer brengen.

Teyler’s Museum te Haarlem kocht een ets van haar hand, het Bossche Centraal Museum een “Weverswoning” en een “Interieur”. 
En niemand, die haar werk kent, zal dit verwonderen. Er is een hartelijkheid in al die dingen, die ze begeerenswaardig maakt. Men moet de opgewektheid zien waarmede de schilderes naar ’t platteland vertrekt, beladen met haar schildergerei. Het is telkens weer een gebeurtenis voor haar. Dàt is het geheim. Moedig blijven en iederen keer achter den ezel gaan zitten alsof nu eerst ’t groote geluk gaat komen. Maar, de drang moet er zijn, de innerlijke drang die onweerstaanbaar is. 
Men moet het werken niet kunnen laten omdat er zóóveel is wat men te zeggen heeft. 
En juist dat is ook haar geheim. Zij kan niet thuis blijven.
Zoodra de plichten der huisvrouw zijn vervuld komt de schilderkist voor den dag en trekt zij er op uit. Lang duurt de ontdekkingstocht niet, want zij kàn niet wachten…
In ’t hartje van de Meierij ligt een kleine, oude hoeve. Rozen klimmen tegen den muur en groengeel mos kruipt over ’t rieten dak. Er zitten eerbiedwaardige balkijzers tegen den gevel. Het huisje heeft de Sansculotten nog gekend, misschien zelfs de Spanjaarden. Een magere puthaak staat kaal tusschen de linden. 
Een merel zingt.
Suze Slager ziet de zon op de rozen schijnen – dat is genoeg… ze klopt aan verschoten deurtje… Maar Hendrien Heesakkers, die er al zestig jaren achter woont opent aarzelend.
“Wette?” …. vraagt ze.
Of de schilderes eens binnen mocht… om te schilderen. Nee…è” zegt Hendrien Heesakkers en ze kijkt naar het Bohémien-hoedje, het schildergerei en de haren, die ’n beetje ondeugend langs de ooren waaien.
“Gij heurt bij de woonwages …. daor…. op ’t weike…. buiten meude zooveul knoeien as ge wilt…. maor derrin komde nie.”
De schilderes lacht en waagt den aanval op den buitenkant.
En als Hendrien Heesakkers, voor de zekerheid, haar deur heeft gesloten en weg is gegaan, wordt het stil op ’t erfje en zóó poëtisch, dat de schilderes alles vergeet, behalve de rozen en de zon. Terwijl ze werkt, komt boven ’n bruine haag de welgedane kop van de buurvrouw, met wangen rood en strak als van een wijnappelke.
“Mar-dan-toch,.. bende gij d’r nie een van Velsen… uit Den Bosch!”

De vriendschap is hernieuwd en terwijl er zonlicht komt in ’t doek op den ezel, praat de buurvrouw over ’t verleden….
Een half uur later zit Suze Slager bij krentenmik en koffie achter ’t venster van Hendrien Heesakkers. Want toen Hendrien thuis kwam, heeft ze ’t van de buurvrouw gehoord, “da ze d’r een van Velsen was… van d’n ontvanger uit Den Bosch…. waar ze jaren geleden de goudgele botter brocht”…, Nee, mar… En Suze Slager schilderde den binnen- en den buitenkant allebei. Dit was haar overwinning, in dubbelen zin. want ze bracht een charmante schets mee naar huis, die nu nog den wand opvroo!ijkt. Als zij op den 6en November al de ruikers, die bij haar ezel gezet worden, zal zien, moge zij overtuigd zijn, dat ze vele vrienden heeft, niet alleen om haar vriendelijke persoonlijkheid, maar óók om haar werk – vele vrienden, die haar en haar gezin nog lange succesvolle jaren toewenschen.

Herman Moerkerk

Zonnig deurtje (cat. no. 27 zaal V).