BRON: De schilders familie Slager en haar museum.
Auteur: Thijs van de Griendt
Petrus Marinus Slager
Met Petrus Marinus Slager (1841-1912) begint de Schilderende familie; van zijn tien kinderen gaan er vier ook de schilderkunst in en krijgen hun eerste kunstenaarsvorming van vader zelf. Het zijn de oudste zoon, Pieter of- wel Piet genoemd; Frans, die eigenlijk Frédéric François heet; en de beide dochters Jeannette en Corry. Als Piet Jr. trouwt met de schilderes Suze Velsen en Frans met de schilderes Marietje van Gilse, en een andere zoon, niet-kunstenaar Hein, toch een zoon heeft die later ook gaat tekenen en schilderen, is het achttal schilderende familieleden compleet. Stamvader P. M. —in intieme kring zonder meer P. M. of ook wel ‘de oude heer’ genoemd —werd in 1841 in Den Bosch geboren. Eerst leerling Van de Bossche Koninklijke School, kwam hij na zijn verdere opleiding aan de Academie van Antwerpen naar Den Bosch terug, nu als leraar in ‘groot antiek’ en ‘het leven’ aan dezelfde Bossche kunstschool. Hoewel hij een veelzijdig schilder was. specialiseerde Slager zich als portrettist en werd, om met Dr. F. A. Vercammen te spreken: de belangrijkste portretschilder van zijn periode in Brabant. En Huib Luns, die vijf jaar zelf in Den Bosch als directeur van de Kunstschool had gewerkt, en later zo graag en waarderend over het Bossche kunstleven van die tijd schreef, zegt over het werk van P. M. Slager: ‘in zijn beste portretten zit een degelijke kracht met een fijn gevoel voor duidelijk omschreven vorm, een mooi begrip van verfbehandeling en lichtval….’ En over een van die beste portretten, dat van een oud-strijder schrijft hij geestdriftig; ‘een zeer betekenisvol schilderstuk met weergaloze karakteristiek en iets groots er in, dat, door de Belg Navez heen zelfs even denken doet aan David… Ik ken dit werk enige jaren, zie het telkens met groter genot en telkens anders terug, dàn met iets Van Holbein
Overdruk uit Brabantia mei 1973
Archief: Museum Slager
erin, dàn weer suggereert mij die merkwaardige plastische kop Spaanse herinneringen. Wat een begaafd man moet Piet Slager geweest zijn’. Tot zo ver Luns. En als A. B. M. Brans in 1948 over de Expositie van de Familie Slager in het Van Abbemuseum schrijft, dat P. M. Slager zijn picturale ervaringen, na het scherp maar op afstand zien van zijn stadgenoten. vastlegt in een reeks portretten, ‘alle zonder uitzondering in een donkere toon geschilderd, schijnbaar koel, schijnbaar zakelijk, maar alle, zonder uitzondering de meest realistische documentaire vormend van al datgene, wat in de ziel van de negentiende-eeuwse burger of burgervrouw, omging: in de koopman- middenstander, in de stedelijke magistraat uit de provincie . . zo registreerde die oude Petrus Marinus bijna een halve eeuw lang zijn Objecten’. Naast het apart genot van het bezien van de portretten die voor Brans zijn monumenten van de schijnbaar onwrikbare levenshouding van die tijd, geniet hij nog meer van de zuiver schilderkunstige schoonheid in die werken van P.M. Slager niet geboren zijn uit een bepaalde opdracht: een ‘oud vrouwtje’ bijv., schijnbaar een toevallige atelier- ontmoeting, uiting van ontroerende poëtische schoonheid en picturale zekerheid…’
Piet Slager Sr. is echter niet alleen een begaafd scheppend kunstenaar geweest; misschien is zijn leraarschap aan de Bossche kunstschool nog meer van invloed geweest: veertig jaar lang bij jonge mensen kunstenaarsgaven te helpen ontdekken en deze dan tot hun eerste ontplooiing te brengen, betekent wat, Geen wonder dat de enthousiast stimulerende leraar, mede door zijn eigen groot kunstenaarsvoorbeeld, een staf van oud-leerlingen heeft gehad, waaronder klinkende namen als Pieter de Josselin de Jong, Antoon Derkinderen, Jan Sluijters, Jan Bogaerts, Jan en Theo van Delft, Frans Kops, Dorus Hermsen, Herman Moerkerk en dan zijn eigen begaafde twee zoons en twee dochters …
Hieronder een overdruk van dit artikel uit Brabantia